Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De koning [135]antwoordde Daniel en zeide: Het is [136]de waarheid, [137]dat ulieder God een God der goden is, en een Heere der koningen, en Die de verborgenheden openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen openbaren. 135. Welverstaande, nadat Daniel hem had vermaand dat hij alleen den waren God zou aanbidden, en hem alleen de eer geven van deze openbaring. Of, antwoorden is hier te zeggen spreken. 136. Chaldeeuws, uit de waarheid. 137. Dat is, dat de God, dien gijlieden eert en aanbidt, is een waarachtig God, te eren en te achten boven alle goden. De belijdenis is goed en waarachtig. Doch dit is maar een haast oplopende beweging geweest in dezen koning, gelijk in Farao, Ex.9:28. Het hart van Nebukadnezar was nog niet terdege aangeroerd, gelijk straks hierna gebleken is, toen hij dat grote gouden beeld heeft opgericht en het van een ieder wilde aangebeden hebben.